Vitamines en mineralen
Toen ik 50 jaar geleden, als 17 jarige aan de
studie diergeneeskunde in Utrecht begon.
Werd er enerzijds aangegeven dat vitamines
een belangrijke rol speelden
in de celstofwisseling, maar werd anderzijds
nogal vrij laconiek over het risico
van tekorten gedaan.
Men was er destijds van overtuigd dat
tekorten in die tijd eigenlijk absoluut onmogelijk waren en dat ziekten als Scheurbuik, Rachitis, Pernicieuze anaemia en dergelijke, ziekten die uiting geven aan het eindstadium van een vitamine gebrek, iets uit lang vervlogen tijd waren. Er was toen geen reden om aan die woorden te twijfelen. Niet alleen, omdat ze stelselmatig werden herhaald tijdens ieder
college dat over vitaminen en mineralen ging. Maar ook omdat immers vruchten als appels en sinaasappels, alsook de zaden ruimschoots voldoende vitaminen en mineralen bevatten in die tijd. Dat is heden ten dagen vaak heel anders. Waar een sinaasappel 50 jaar geleden nog makkelijk 150 mg Vitamine C bevatte lees je tegenwoordig over gehalten tussen de 10 en 5 mg.
De acceptabele dagelijks inname.
Geen reden tot ongerustheid dus, werd ons toen geleerd. Er werd eerder twijfel en angst gezaaid over het risico van een te grote inname van deze stoffen. Allerlei vervelende aandoeningen zou je er van kunnen krijgen, zoals nierstenen bij te veel vitamine C inname of leverafwijkingen bij een teveel aan vet oplosbare vitamines als vitamine A, D en E. Met name deze laatste risico’s werden sterk uitvergroot en afgeschilderd als een zwaard van Damocles dat je niet boven je hoofd wilde hebben hangen.
Juist omdat er geen angst meer bestond voor vitaminegebrek leek er ook niet echt een reden te bestaan om te ageren tegen de Codex Alimentarius (Een verzameling van internationale standaarden met betrekking tot voedsel en voedselproducten). In dit geschrift werd opgetekend dat indien men van de vitamines een bepaalde hoeveelheid binnen zou krijgen iedere dag, er geen risico op tekorten zou kunnen ontstaan. Deze waarden waren in principe de minimale dagelijkse innamen die nodig zijn om geen gebrekziekten te ontwikkelen. Deze hoeveelheden werden ADI genoemd. De acceptabele dagelijks inname. Men kan ze op ieder potje vitamine dat bestemd is voor menselijke consumptie terugvinden.
De lobbyisten gingen hiermee vervolgens bij de politiek en de universiteiten langs om deze ADI waarden te promoten als de maximale innamen die wenselijk waren iedere dag. Deze minimale inname van de vitamines ter preventie van tekorten werd stilzwijgend neergezet als de maximaal in te nemen hoeveelheid per dag. Dit werd zo verder gepromoot dat het als zodanig werd geaccepteerd. De marketinglobby van dit soort bedrijven is dus niet alleen van deze tijd. Niemand die zich destijds hierover echt druk maakte. Immers met een beetje normale en gevarieerde voeding was het risico op een vitamine en mineralentekort eenvoudigweg in principe te verwaarlozen. Sterker nog er werd gelobbyd dat een ieder die vitamine preparaten aanbood eigenlijk afgeschilderd zou moeten worden als een zakkenvuller. Dit verhaal kreeg zo een heel stevige verankering in het collectieve bewustzijn.
Aan de andere kant werd het risico van bovenmatig gebruik van vitamines en mineralen zwaar aangedikt. Zo zwaar zelfs dat iedere student, zodra hij afstudeerde, ikzelf ook, dacht te moeten waken voor de gevolgen van een te royaal gebruik van vitamines. Ik kan me de waarschuwingen nog goed herinneren die ik aan diereigenaren gaf als men te kwistig met de vitaminen pot wilde schudden.
Te kort aan vitaminen
In de jaren tachtig kwamen de geruchten bovendrijven dat een tekort aan foliumzuur bij ongeboren kinderen tijdens de zwangerschap aanleiding kon zijn tot het ontstaan van open ruggetjes. Ik verwachtte, toen ik de bewijzen daarover las, niets anders dan dat de verantwoordelijke voor de Codex Alimentarius de richtdoseringen voor deze vitamine wel zouden aanpassen aan deze nieuwste inzichten. Dit gebeurde echter niet. Het duurde bijna tien jaar voordat hier beweging in kwam en deze waardes schoorvoetend werden aangepast.
Hoeveel open ruggetjes had men kunnen voorkomen door dit eerder te doen.
Het was voor mij een soort van wake-up call dat er ook bij de andere aanbevolen waarden wel eens haken en ogen zouden kunnen zijn.
Ik had immers zelf ervaringen opgedaan met hele goede resultaten bij het gebruik van hogere doseringen dan de ADI waarden. Maar niet alleen dat. Er was een massa aan literatuur te vinden die de onjuistheid van de ADI waarden onderstreepten. Deze minimalistische waarden hadden helemaal niets van doen met een optimale waarde aan vitamine gebruik. Steeds duidelijker bleek dat de optimale vitaminegehaltes in veel gevallen mijlenver verwijderd waren van de ADI waarden.
Wat ook duidelijk werd was, dat er krachten waren en zijn die het gebruik van deze optimalere hoeveelheden probeerden en proberen te dwarsbomen. De vitaminepreparaten die op de markt mogen worden gebracht bevatten doorgaans zo weinig vitamine dat ze het verschil niet echt kunnen maken. Zo waren de standaard vitamine B12 preparaten die tot voor enkele jaren op de markt waren zo beperkt in gehalte dat ze een tekort aan dit vitamine nauwelijks konden verhelpen. Inmiddels zijn er van dit vitamine preparaten verkrijgbaar die wel kunnen helpen. Maar men moet dan wel weten waar men moet zoeken.
Duivensport
Ook de verhalen dat er bij een te ruim gebruik van vitamines heel snel gevaarlijke situaties zouden kunnen ontstaan, bleken vooral te berusten op falsificaties en bangmakerij. Zo werd er een studie verricht bij 45.000 mannen tussen de 60 en 75 jaar (de leeftijd waarbij de meeste nierstenen optreden) die anderhalf jaar lang 1,5 gram (dit is 20 x de ADI waarde) vitamine C innamen. Geen enkele van deze mannen ontwikkelde een niersteen.
Ik wil hier overigens wel een waarschuwing doen uitgaan dat men aan de andere kant niet moet denken dat men van alle vitamines dus gewoon ongestraft een twintigvoudige dosering kan slikken zonder problemen. De reden dit niet te doen is even simpel als eenvoudig. Vitamines hebben invloed op elkaars werking. Als men te veel van bepaalde vitamines slikt zou er een relatief tekort aan andere vitamines kunnen ontstaan, waardoor er wel degelijk problemen zouden kunnen ontstaan (naar verluid zou de dubieuze conditiezwakte van schaatser Sven Kramer te wijten zijn geweest aan een overmatig gebruik van enkele vitamines zonder dat deze in balans waren met andere vitamines. Dit zou uiteindelijk geleid hebben tot de vreemde chronische oververmoeidheid destijds).
Deze waarschuwing mag men zich bij het gebruik van vitaminepreparaten in de duivensport ook ter harte nemen. Zorg voor goed uitgebalanceerde vitaminepreparaten die gehaltes aan vitamines bevatten die op elkaar afgestemd zijn.
Mogelijkheden.
Op een van de universiteiten schijnt een internist rond te lopen die ontdekte dat hoge doseringen aan Vitamine D3 een goed effect zou hebben bij de behandeling van prostaatkanker en de preventie ervan. Deze internist ging vervolgens aan de slag met andere deskundigen om te zoeken naar de mogelijkheden om deze vitamine D3 om te vormen tot een ander molecuul dat een soortgelijke werking had in het lichaam, maar dat wel te patenteren was zodat men er een aardige cent aan kon verdienen op die manier. Een assistent in opleiding wilde de vitamine D3 gebruiken en bekend maken dat dit goed werkte. De goede man werd weggepromoveerd naar een provinciestadje omdat hij de stalorders van de grote bazen had genegeerd.
Hiermee hebben we gelijk het grootste probleem van het vitaminegebruik bij de kraag gevat.
Duiven gezond houden.
Vitamines zijn niet te patenteren dus is er geen grof geld aan te verdienen. Reden genoeg om de werkzaamheid van deze stoffen belachelijk te maken, of erger, in kwaad daglicht te stellen. Immers om ziekten te genezen kan men medicijnen voorschrijven waaraan (veel) geld te verdienen is. Reden genoeg om er voor te zorgen dat het gebruik van vitamines in optimale doseringen wordt gedwarsboomd. Deze lobbymechanismen zijn door de jaren heen zo sterk geworden, dat iedereen roept dat de aarde plat is (‘vitamines zijn niet echt nodig’). De mensen die het in hun hoofd halen om te zeggen of schrijven dat het best eens zo zou kunnen zijn dat de aarde rond is (‘optimale dosering vitamine is iets anders dan de minimale dosering vitamine’), worden door deze ‘inquisitie’ het liefst monddood gemaakt.
Wat vroeger heel gebruikelijk was, namelijk om de studenten (dier)geneeskunde iedere keer opnieuw in het oor te fluisteren dat teveel vitamine schadelijk is en dat vitaminetekorten niet kunnen optreden als men maar gezond eet, wordt nog steeds op die manier gedaan. Huisartsen en dierenartsen die pas afstuderen staan veelal negatief tegenover het gebruik van vitaminepreparaten.
In Europa wordt nu flink gelobbyd om het gebruik van vitaminepreparaten die optimale hoeveelheden bevatten en daardoor wel degelijk werkzaam zijn tegen veel klachten, iets wat de verkrijgbare ADI preparaten doorgaans ontbeert, voorbehouden te krijgen aan artsen. Hoe luguber is deze ontwikkeling. Artsen zijn veelal gehersenspoeld om maar vooral geen vitaminepreparaten voor te schrijven. Uitgerekend uitsluitend aan deze mensen wil men het mandaat geven om dergelijke preparaten voor te schrijven. In ieder geval wel een garantie dat de farmaceutische industrie veel andere geneesmiddelen zal kunnen blijven verkopen die goed werken om de symptomen die door het chronische tekort aan vitamine en mineralen kan ontstaan, helpen bestrijden. Niet de ziekten worden dan bestreden maar de symptomen. Lugubere manier om vooral klanten te houden. In tegenstelling tot de tijd dat ik studeerde lukt het heden ten dagen steeds moeilijker om voldoende vitamine en mineralen binnen te krijgen, zeker niet als men niet gevarieerd eet. In mijn boek ‘duiven gezond houden’ besteed ik enkele hoofdstukken aan de reden waardoor dit tekort aan vitamine in voedsel ontstaan is.
Groet Peter Boskamp